donderdag 28 januari 2010

We gaan weer los!

Het heeft al in de krant gestaan. Belangstellenden hebben al een mail gehad. Het is zover, we beginnen weer met activiteiten. Volgende week vrijdag is de eerste 'Beelden bij de thee' van dit jaar. Anton Tiktak komt zijn film 'Wiede leegte mit daipte' vertonen. In de film komen allerlei Oldambtsters aan het woord over de geschiedenis. Anton zal vertellen hoe hij de film gemaakt heeft. Ik vind het zelf altijd leuk om op DVD's 'the making of' te zien. Dat gaan we nu dus meemaken. Iedereen is hartelijk welkom. De film begint om 14.30.

Voor de 'Beelden bij de thee' van maart staat Alje Boelens gepland. Hij komt een nieuwe serie oude foto's van Winschoten toelichten. Binnenkort gaan we de foto's uitkiezen, zodat ze kunnen worden gescand door de vrijwilligers hier. Voor mij praat Alje het oude Winschoten aan elkaar. Ineens begrijp ik waar de huizen stonden en hoe de straten liepen. Het is heel verhelderend.

In maart gaan we ook weer verder met '500 jaar Oldambt'. Vorig jaar hebben we twee lezingen en twee excursies georganiseerd samen met Stichting Landschap Oldambt. We hebben de relatie tussen het landschap en de Dollard bekeken, de vestingen en de archeologie. Nu gaan we verder met Boerderijen (maart), Water (april) en Verkeer en vervoer (mei/juni). We organiseren steeds een combinatie van een lezing en een excursie. Wat je hoort in de lezing, kun je een paar dagen later in het echt zien.

De 'Beelden bij de thee' van april, mei en juni zijn nog niet helemaal zeker. Ik denk aan architectuur, Joodse geschiedenis en genealogisch onderzoek. Maar het kan ook nog iets anders worden.

vrijdag 22 januari 2010

Armenzorg 3: Geertuida Houwen

Woensdag waren de opnames voor de uitzending van Teleac waar ik al een tijdje mee bezig ben. In het voormalig gemeentehuis van Bellingwolde mocht ik vertellen over een toch wel droevige familiegeschiedenis. Het is een verhaal van de armoede in de negentiende eeuw.

In december 1863 moet een dagloner in Bellingwolde naar het Burgerlijk Armbestuur. Freerk is 46 jaar, hij is getrouwd met Geertruida, die 14 jaar jonger is dan hij. Ze hebben samen drie kinderen, Elisabeth, Jan en Fre. Freerk krijgt een uitkering van 2 gulden in de week omdat Geertruida ziek is. Een paar maanden later bevalt zij van haar jongste zoon, Willem.

In de winter van 1864 doet Freerk opnieuw een beroep op het Armbestuur. Dit keer is hij zelf ernstig ziek. Hij krijgt opnieuw 2 gulden in de week en het Armbestuur schakelt een arts in.
De armbestuurders van gemeente Wedde krijgen bericht over dit besluit. Freerk is geboren in Blijham. Hij heeft dus domicilie van onderstand in gemeente Wedde. Het is maar de vraag of de arts ooit bij Freerk geweest is. Een paar dagen na het besluit van het Armbestuur overlijdt Freerk. We hoeven maar een bladzij om te slaan in het besluitenboek om dit te zien. De twee gulden per week gaan nu naar Geertuida, weduwe met vier kinderen.

Uit het brievenboek van het Armbestuur blijkt hoe uitzichtloos de situatie is. Jaar in jaar uit verschijnt de naam van Geertruida. Zij heeft domicilie van onderstand in Beerta. Ieder jaar krijgt die gemeente een declaratie voor haar. In de zomer kan ze zichzelf redden door op het land te werken. In de winter, als er geen werk is, komt ze al snel in de problemen.

Vrouwen verdienden minder dan mannen in die tijd. Daarmee is niet gezegd dat dat nu niet meer zo is, maar dat is een ander verhaal. De samenleving was opgebouwd uit gezinnen met de man als hoofd daarvan. Een vrouw hoefde niet zoveel te verdienen, dat deed de man wel. Helaas werd deze redenering niet aangepast als er geen man (meer) was.

In de loop van de tijd krijgt Geertruida steeds minder geld van het Armbestuur. De oudste dochter Elisabeth zal waarschijnlijk op jonge leeftijd uit huis zijn gegaan om als dienstmeisje te gaan werken. Een paar jaar later zal Fre haar voorbeeld gevolgd hebben. Geertruida krijgt niet meer dan ze beslist nodig heeft.

Het bevolkingsregister vertelt nog het verhaal van Jan, de oudste zoon van Freerk en Geertruida. In december 1864, als Freerk overlijdt, is hij 8 jaar oud. Drie maanden na het overlijden wordt Jan uitgeschreven. Hij gaat naar Wedde om bij zijn oom, de oudste broer van Geertruida, te gaan wonen. Deze Willem Houwen is hoofdonderwijzer in Wedde. Hij en zijn vrouw hebben zelf geen kinderen. Willem blijft de rest van zijn kindertijd in Wedde. Eerst bij zijn oom Willem en later bij de vader van zijn tante. Hij is nooit meer bij zijn moeder komen wonen.

Het is een triest verhaal, zeker voor iemand die weet dat hij afstamt van Geertruida, Freerk en Willem.

In september zendt Teleac de opnames uit, ik laat nog wel weten wanneer precies.

donderdag 21 januari 2010

Armenzorg 2: Maria Rozeboom

De achtjarige Maria Rozeboom woonde in het armenhuis in Bellingwolde. Ze was daar zonder ouders of andere familie. Maria was een buitenechtelijk kind. Ze was nooit erkend door haar vader. Haar moeder, Klazien Rozeboom, was inmiddels getrouwd met Johan Conraad de Beer. Zij werkte in Beerta bij de landbouwer Rotgert Joling. Omdat Maria in Beerta geboren was, bracht het armbestuur die gemeente op de hoogte van haar verblijf in het armenhuis. Zij moesten voor Maria gaan betalen. Een korte zoektocht op Alle Groningers toont dat Maria twee halfbroers en een halfzusje had toen ze in het armenhuis terecht kwam. Werd ze teveel voor Johan Conraad en Klazien? Was het tijdelijk? En waarom dan naar Bellingwolde? Wie zal het zeggen. Maria trouwde jaren later met Benjamin Lameijer uit Beerta. Wellicht is ze toch weer naar huis gekomen. Wordt vervolgd.

vrijdag 15 januari 2010

Armenzorg 1: Totale verstandsverbijstering

Het onderzoek voor Teleac is klaar. Volgende week zijn de opnames. Ik heb de archiefstukken op mijn bureau liggen. Het stuk dat mij het meest intrigeert is het 'missivenboek voor het armwezen' in Bellingwolde van 1867 tot 1872. Het zijn afschriften van brieven van het Burgerlijk Armbestuur.

De brieven die het armbestuur schreef gingen over het terugvorderen van uitkeringen en declaraties van andere gemeenten. De Armenwet van 1854 schreef namelijk voor dat de geboortegemeente verantwoordelijk was voor het onderhoud van iemand die armlastig werd. Daar zaten nog allerlei clausules omheen die te complex zijn om in een korte blogtekst toe te lichten. Dit was de kern. De geboorteplaats is de 'domicilie van onderstand'.

De brieven bevatten soms informatie over de leefomstandigheden van de armen, of van de redenen waarom ze tot armoede zijn vervallen. Het zijn trieste verhalen. In de komende blogs zal ik er een paar vertellen. Ik zal beginnen met het verhaal van Lammert Klaassens de Jonge:

'Bellingwolde, den 9 Junij 1869
Aan de burgemeester van Oude Pekela
De persoon van Lammert Klaassens de Jonge, die geb. is in uwe gemeente in 1819, is lijdend aan eene totale verstandsverbijstering en zeer gevaarlijk wordt, zoodanig dat hij sedert zondag jl. streng bewaakt moet worden om ongelukken te voorkomen'.

Lammert is geboren in Oude Pekela. Daar is dus zijn domicilie van onderstand. De burgemeester van Bellingwedde, L. Kars, brengt zijn collega in Oude Pekela op de hoogte van de situatie. Er zal een verzoek gaan naar de officier van justitie om Lammert op te laten nemen in een krankzinnigengesticht.
Een dag later gaat er een brief naar de officier in Winschoten. Daaruit blijkt dit: Lammerts vrouw Geertruida heeft gevraagd om de opname. Volgens deze brief lijdt Lammert aan periodieke razernij. Bij deze aanval wordt hij bewaakt. Geertruida zal het een en ander gevoeld hebben van eerdere aanvallen.
Ook gaat er een brief naar Gedeputeerde Staten. Zij moeten namelijk beslissen waar Lammert moet worden geplaatst.

Een paar dagen later komt het besluit: Lammert moet voorlopig naar het geneeskundig krankzinnigengesticht in Delft. Burgemeester Kars schrijft naar Oude Pekela om te weten te komen hoe het vervoer geregeld wordt. Hij sluit af met de volgende zin: Wat verder het verzoek van uwe missieve aangaat, om de achtergelatene vrouw en kind niet dadelijk in onderstand op te nemen, zullen wij voldoen.

Geertruida moet zich maar redden. Dat doet ze kennelijk, want ze komt niet meer voor in de brieven.

donderdag 14 januari 2010

Winschoter oudheden


Het wordt zo langzaamaan vol en niet alleen ín het CHC. Eerst stond er één vitrine in de gang. Daarin toonde ik de nieuwste aanwinsten. Nu staan er drie vitrines en is de mijne naar binnen verhuisd. En dat is het gevolg van de herindeling.

De 'nieuwe' vitrines stonden in het gemeentehuis van de voormalige gemeente Winschoten, nu één van de gemeentehuizen van gemeente Oldambt. Waar de vitrines stonden zijn nu banken gemaakt voor de wachtenden van een klantencentrum dat nu alle Oldambtsters moet bedienen. Er was geen plaats meer.

De stichting Oud Winschoten is de eigenaar van de vitrines en van de inhoud. Jarenlang toonden zij hun mooiste objecten de hal van het gemeentehuis. Een aantal tinnen voorwerpen en veel zilver, van de vele zilversmeden die Winschoten gekend heeft. De objecten zijn te mooi om in een doos op zolder te staan. Nu hebben ze een nieuw plaats bij de ingang van het CHC. Het is prachtig om langs dat mooie zilver mijn werkdagen te beginnen.

Jacob kwam vanmiddag vragen of ik tevreden was over de opstelling. De vitrines zijn neergezet in mijn vakantie, vandaar. Hij kondigde ook aan dat het een wisseltentoonstelling wordt. Ik vind het prima. Hoe meer hoe beter.