woensdag 30 november 2011

Uit de canon: THOS en de chocoladereep

Het is 1920 als in Beerta de voetbal gaat rollen. Dat lijkt een eenvoudig kunststukje, maar dat is het niet. Je kunt op het idee komen een voetbalclub op te richten en dat samen met je vriendjes ook daadwerkelijk doen, mar er moet wel een bal komen. En die is er niet. Toch komt de voetbalclub, compleet met bal, van de grond. Maar eerst is er de vereniging, die Zwart Wit wordt genoemd, dan pas de bal. Voetballen zijn schaars in die tijd. De jongens gaan wikkels van chocoladerepen sparen. Als ze er vijfhonderd hebben, dan kan er een bal van worden aangeschaft. In Beerta lacht men nog wel eens als ze denken aan die voetbalgekke jongens, die zich ziek hebben moeten eten aan chocola. Als ze het benodigde aantal bijna bij elkaar hebben, slaat het noodlot toe. De repen gaan uit de handel. De jongens laten zich niet uit het veld slaanen gaan bij de plaatselijke kruidenier op zoek naar achtergebleven chocoladerepen en wikkels. Ze slagen er alsnog in genoeg te verzamelen en zo komt de eerste heuse voetbal naar Beerta. Zwart Wit wordt al heel snel, op advies van de voetbalbond, omgedoopt in THOS: Tot Heil Onzer Spieren.......

Dit is het begin van het venster over de voetbalgeschiedenis. Wat mensen er niet voor over hadden om te kunnen sporten! We hebben gekozen voor de voetbalgeschiedenis als symbool voor de sportgeschiedenis is het Oldambt. Er is natuurlijk veel meer geweest op sportief gebied. Een venster is ook maar een begin.

Op de website van het Cultuurhistorisch Centrum Oldambt vind u meer informatie over de Canon van het Oldambt.


donderdag 24 november 2011

De Dag van de Oldambtster geschiedenis

Zaterdag 26 november is het zover! De Canon van het Oldambt wordt gepresenteerd aan het publiek. Ter gelegenheid hiervan hebben we een cultuurhistorische markt georganiseerd. Van 14.00 tot 16.00 uur kunt u kennis maken met cultuurhistorische organisaties in en om het Oldambt. Op de markt kunt u de Canon van het Oldambt met korting kopen. Het boek kost € 10,00 in plaats van € 12,50. Het is een grote, gevarieerde groep organisaties geworden.

Dit zijn de deelnemers aan de markt:

- Cultuurhistorisch Centrum Oldambt
- Dorpsgidsen Nieuwolda
- Gemaal Cremer uit Termunten
- Gemaal de Hoogte uit Nieuwolda
- De Nederlandse Genealogische Vereniging afdeling Groningen
- Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven
- Het Groninger Molenarchief
- Heemschut
- De Boukenkist
- Historische Vereniging gemeente Scheemda
- De Kerk uit Nieuw Beerta
- De Kerk van Nieuw Scheemda
- De Kerk van Termunten
- Museum voor Naaldkunst uit Winschoten
- Het Groninger Molenhuis
- Museum Slag bij Heiligerlee
- Klokkengieterijmuseum Heiligerlee
- Museum het Stoomgemaal uit Winschoten
- Stichting Oud Winschoten
- Scheemder Kerk
- Stichting Wiebe Hayes
- Stichting Verdronken geschiedenis
- Stichting Landschap Oldambt
- Vrienden van de Nieuweschans en het Vestingmuseum
- Winschoter Stadsjournaal
- Waslander Danhuis stichting

Genoeg te zien dus. Hopelijk tot zaterdag.

donderdag 3 november 2011

Armoe troef - een terugblik

Drie middagen over armoedebestrijding zijn achter de rug. Het waren interessante middagen. De lezingen waren veelzijdig en in het publiek riepen de verhalen veel vragen op. Er kwam regelmatig een gesprek op gang tussen de spreker en iemand uit het publiek.

Over de kerk.
Harry Perton beet het spits af met een verhaal over de kerkelijke armenzorg. Er ontstaat een beeld van kerken die erg hun best doen om de zorg beheersbaar te houden. Iemand die korter dan 7 jaar bij de gemeente hoort, moet zijn uitkering gaan halen uit zijn vorige woonplaats. Er zijn strakke regels voor de bedeling: het geld of andere ondersteuning krijg je niet zomaar. En er is controle. In het Oldambt ging het behoorlijk ver: bedeelden waren verplicht om een letter D op hun kleren te dragen, als teken dat ze ondersteuning kregen van de diaconie. Dat bracht wel een schok teweeg. De associatie naar later tijden is makkelijk gelegd. Maar toch.... zij waren zeker niet de enigen die herkenbaar waren. Weeskinderen in Amsterdam droegen kleren die voor de helft rood en voor de andere helft zwart waren. Van grote afstand waren zij te herkennen. En dat was rond 1900 nog steeds zo.



Over de maatschappij

Wil Schackman begon aan zijn onderzoek naar de Maatschappij voor de Weldadigheid om te kijken of er een script over de schrijven was. De vele honderden meters archief bleven hem zo boeien dat hij er niet meer los van kwam en er een boek over schreef. Hij vertelt over de betrokkenheid van de Oldambtsters bij de Maatschappij van de Weldadigheid. Een grote groep mensen wil meehelpen met de oprichting van de kolonie in Drenthe. Vooral in Winschoten is er een aanzienlijke groep contributanten. Een paar jaar later is het beeld een beetje veranderd. De meeste mensen hebben nog nooit betaald. We volgen samen de ontwikkeling van de koloniën en de opvang van de bewoners. Ook zij worden in onze ogen heel strak gehouden. Een klein vergrijp leidt al tot een paar dagen opsluiting, een straf die wordt opgelegd door een eigen 'rechtbank'. Een heel eigen wereld Drenthe.

Over de staat.
Cees Stolk heeft jarenlang onderzoek gedaan naar de werkverschaffing in Jipsinghuizen, in de ogen van de werklozen de hel van Jipsinghuizen. Iedereen moest volgens de Armenwet van 1912 werken voor zijn geld. Toen in de jaren dertig de werkloosheid groeide, in Groningen tot 18.000 mensen, kwamen grote werkverschaffingsprojecten. Die waren niet nieuw. Ook in de negentiende eeuw werden zulke projecten gestart, bijvoorbeeld voor de aanleg van parken. Dit keer was de omvang van de projecten groot. Buiskool kocht een groot stuk land. Dat moest een meter diep worden omgespit. Met de hand. Ook als je dagelijks werk diamantslijper of kantoorklerk was. Het loon werd betaald voor de hoeveelheid grond die was omgeploegd. Het loon was laag, de omstandigheden slecht en de behandeling streng. Cees geeft daar vele voorbeelden van. Pijnlijke voorbeelden.

Er is na drie lezingen een beeld ontstaan van controle, karigheid en stigmatisering. Toch moet ik dat nuanceren met twee verhalen. En we kijken terug vanuit grote welvaart naar een land dat, zeker in de negentiende eeuw en in de crisistijd, grote tekorten had. De welvaart heeft ertoe geleid dat er een verzorgingsstaat kon ontstaan.
En dan dit: tussen ons en de tijd van werkverschaffing, weldadigheid en diaconie staat de Algemene Bijstandswet, een wet uit de verzorgingsstaat. Door die wet werd het krijgen van een uitkering een recht, terwijl het daarvoor een uiterste redmiddel was als de familie en de buren niet meer wilden bijspringen en al het geld op was. Mensen konden rekenen op verzorging.
Dat is heel iets anders dan de liberalen in de negentiende eeuw voor ogen stond: een staat die zich alleen in uiterste noodzaak met de maatschappij bemoeit. In zo'n samenleving is het leven harder. Er waren lange arbeidstijden voor alle arbeiders en de rechten moesten nog bevochten worden.

Ik zeg niet dat het voor de armen en werklozen die het meemaakten daarmee minder erg wordt, maar ze konden het niet vergelijken met onze situatie, zoals wij gewend zijn om te doen.